dinsdag 1 november 2011

De blije neger

Heerlijk weertje.
Plaats van handeling: Place de la Contrescarpe in het vijfde arrondissement van Parijs. Het zonnetje schijnt en ik ben halverwege de wandeling die ik hier maak met mijn Nederlands sprekende gids. Ze is dan ook Nederlandse. Ogend als een bakvisversie van Carla Bruni legt ze me het verschil uit tussen een espresso en een noisette. Zelfde koffie maar de laatste voorzien van een ‘pot lait’ voor het luttele bedrag van 50 eurocent extra. Zelf geniet ze van een Viennoise. Mij iets te machtig met die enorme wolk slagroom bovenop.
Enfin, het is prachtig herfstweer. Met de warmte van de terrasverwarming in mijn nek en een zonnetje op mijn gelaat laat ik mijn blik over het pleintje dwalen. Een zwerver onderwerpt de lichtgroene en semi-transparante afvalzakken van het pleintje aan een minutieus onderzoek in de hoop etenswaar en drinken te scoren. Even later zie ik dat hij beet heeft.
Dan dwaalt mijn blik omhoog. Te laat. Slap in the face. Want wat zie ik? Ja, wat u nu ook ziet!
In de hippe Rue Moeffetard, boven een kleine supermarkt, hangt een gekleurd paneel van De Blije Neger.
Is dit een grap? Het valt mijn gids niet eens op. Ook wordt het in geen enkel boekje over Parijs genoemd. Maar eens even natrekken dit interessant maar geweldig fout reclamebord.



Het paneel komt volgens bepaalde mensen uit een periode dat hier een chocoladewinkeltje zat, waar je hoogstwaarschijnlijk chocolade kon drinken en/of eten. Maar dit kan dan weer niet bevestigd worden.

Net nu ik eraan begin te wennen dat je geen negerzoenen meer mag zeggen en je ze al helemaal niet meer onder die naam kunt kopen, zie ik hier iets dat me aan het denken zet.
Moet je dit paneel laten hangen als een gegeven uit de geschiedenis? Net zo goed als dat er monumenten zijn die nog herinneren aan foute periodes in de geschiedenis? Of moet je dit paneel van de gevel rukken en ritueel verbranden en dan ook nog het liefst met een Mea Culpa van Bertrand Delanoë, de burgemeester van Parijs erbij. Uiteraard uitgesproken tegen de nog in leven zijnde nazaten van de bediende/slaaf die inderhaast zijn opgetrommeld na een snelle maar intensieve zoektocht.
Of moeten we dit stukje geschiedenis bewaren in een museum, wellicht in het natte droom museum van Jacques Chirac, het musée du Quai Branly?
Of misschien zelfs laten hangen in de straat omdat het de meeste voorbijgangers niet opvalt?

Er is overigens nog zo’n fraai stukje met de minder blije titel 'Au Planteur'. Wat dat inhoudt laat zich wel ongeveer raden. Het bevindt zich in het tweede arrondissement aan de Rue  Montorgueil.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten